Ode
RESERVE

RESERVE

24 december 2020

Eén keer ben ik zonder haar op reis geweest. Mijn toenmalige Britse collega had een marathon aan afspraken in elkaar gestoken om op twee dagen tijd – net voor een WTO top – een aantal delegaties in Genève te bezoeken. Ik besloot om “ultra light” te reizen en nam in mijn aktentas (naast de obligate documenten) enkel een tandenborstel, tandpasta, een kam, deo en vers ondergoed mee. Zelfs geen pyjama…

Maar op elke andere reis of uitstap, hoe kort of hoe lang ook, is ze mee. Ze, dat is mijn toilettas. Het is een zij, dat leid ik af van het Franse “la trousse” (ook terug te vinden in de Larousse). Los van de precieze kunne moeten toilettassen van mannen trouwens niet onderdoen voor die van vrouwen. Naast de klassieke toebehoren zoals de reeds vernoemde voorwerpen voor tandhygiëne, behoren ook een scheerapparaat, een baardtrimmer, een oplader voor beide (gelukkig één en dezelfde), deo, … tot de basis ingrediënten. U begrijpt dat haar buikje daarmee al behoorlijk vol zit, waarbij zoals gezegd de lengte van de reis er niet zoveel toe doet.

In de loop der jaren zijn in die toilettas allerlei je-weet-maar-nooit-dingetjes beland. De meeste daarvan komen uit het assortiment dat elk hotel ter consumptie aan haar gasten aanbiedt. Van sommige – vraag me niet waarom – weet ik nog uit welke plaats die komen. Dat plastic flesje huid crème, al meerdere malen opnieuw gevuld, komt oorspronkelijk uit Montreal, Canada. Die kam die een tand mist, heb ik uit Pamplona. Dat shampooflesje met bloemetjes op, gaat al mee sinds de fietsreis in de Marais Poitevin. Een strip met nog enkele tabletten paracetamol uit Madrid.

Van andere objecten weet ik de oorsprong echt niet meer: een reparatiesetje met knopen, garen en naalden, een miniflesje douchegel … En nog andere heb ik er zelf in gestopt: enkele parfumstaaltjes, lippenbalsem, pijpreinigers, een oud nagelschaartje…

Na elke trip vliegt de trouwe trousse terug de badkamerkast in, na ontdaan te zijn van bederfbare waren en de spullen die moeten gereinigd worden. Maar die andere dingetjes blijven er in, als een soort reserve. Mocht er plots een stekende hoofdpijn opkomen en de medicijnkast is leeg, dan weet ik de redding in de badkamer te vinden. Ben ik op weekend (oh, da’s lang geleden!) de douchegel vergeten, dan is er nog wel een tube in de tas.

Het zou een beeld kunnen zijn voor de elektriciteitsbevoorrading. Er is altijd ergens nog wat te vinden dat als reserve kan dienen. Een aantal bedrijven heeft daar een business case van gemaakt en biedt een geaggregeerd pakket van diverse reserve entiteiten aan, die zowel aan- als afgeschakeld kunnen worden. Daar zitten zowel hele kleine als vrij grote units bij.

De autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de elektriciteitsbevoorrading weten ook deze bijdragen te appreciëren. Nu de angst weer onnodig aangewakkerd wordt dat het licht zou kunnen uitgaan, omdat in de transitie een aantal beslissingen over het sluiten van bepaalde centrales bevestigd wordt, is het belangrijk te wijzen op de diversiteit aan mogelijkheden om dat te voorkomen. Nu de koude dagen zich aankondigen – ach, hoe relatief is dit geworden: volgens het KMI is er in 2020 nog geen enkele winterse dag, waarop de maximumtemperatuur onder het vriespunt blijft, geweest en komt die er dit jaar niet meer – is het goed te weten dat er hierover hoe dan ook gewaakt wordt.

En voor 2021 hopen we vooral dat bij iedereen de menselijkheid verder opwarmt en dat we op dat vlak onze reserves, groot en klein, na dit horribel jaar weer kunnen aanvullen.

Bart Bode