Ode
KABOUTER

KABOUTER

28 november 2022

Mijn kleinzoon – op de wereld gekomen enkele weken voordat de wereld zichzelf opsloot om de verspreiding van de pandemie in te perken – heeft vorige week voor het eerst “een” Sinterklaas ontmoet en hem als “kabouter” gedefinieerd.

Nu kan je daar op diverse manieren op reageren. De eerste wijze is dat het normaal is in deze tijd van het jaar dat men riskeert iemand tegen te komen die gekleed gaat naar het beeld dat men gemaakt heeft van Nicolaas van Myra (overleden op 6 december 342). Een meer rigide benadering zou zijn dat het principieel te vroeg is om een dergelijke figuur te ontmoeten, omdat die pas op 6 december zou mogen verschijnen (ondanks het feit dat er sinds begin september al “Klaaskoeken” in de supermarkt liggen). Nog een andere gedachte – toegegeven, al iets verder gezocht – kan zijn dat, indien Sint-Nicolaas in deze tijd had geleefd, de commerciële wereld wellicht een andere figuur dan een bisschop die iets met kinderen gedaan heeft zou kiezen om de verkoop van speelgoed te promoten. Die aanpassing zou dan ook moeten gebeuren voor het afkooksel dat in de Angelsaksische wereld eerder naar het einde van december als Santaclaus en alhier als Kerstman wordt opgevoerd, vergezeld van rendieren – die helemaal niet voorkomen in onze gewesten – op nog geen maand tijd de massaconsumptie opnieuw moet aanzwengelen.

De essentie is echter dat mijn kleinzoon een dergelijke figuur als kabouter benoemt. Op zich is dat niet zo ver gezocht en is de gelijkenis treffend, doch niet helemaal correct – waardoor sommige mensen dit choquerend of denigrerend kunnen vinden tegenover de Goedheiligman. Maar de onschuld van het kind wijst vooral op zijn preferentieel referentiekader, dat zich op dit moment vooral in de sprookjeswereld situeert, waardoor een figuur die inzake kostumering en haargroei heel veel gelijkenissen met een kabouter vertoont, ook als dusdanig benoemd wordt.

Veel minder onschuldig is dat het preferentieel referentiekader het zogenaamd volwassen denken over bij voorbeeld energie, zodanig domineert dat het de evolutie inzake beslissingen en realiseren van afspraken belemmert. Ik refereer met name naar de net afgelopen Klimaatconferentie ergens in de Egyptische woestijn, waar men er weer niet in geslaagd is om los te komen van het gekende gedachtepatroon en oliedomme beslissingen neemt om het gebruik van fossiele brandstoffen niet snel genoeg af te bouwen, laat staan niet meer te subsidiëren of helemaal te verbieden: “olie, gas en de andere conventionele manieren van energieopwekking kennen we en vormen, in het bijzonder in deze tijden van conflicten, een zekerheid die we niet willen loslaten”. In dat denkpatroon is hernieuwbare energie nog maar een kabouter. En dus wordt de duurzame toekomst van onze planeet nog maar eens “in de zak” gestopt en schuiven de beleidsmakers elkaar de zwarte piet door (om in de seizoensterminologie te blijven).

Even merkwaardig is de zeer uiteenlopende communicatie bij de afloop van zo’n wereldtop. Ik heb er zelf een aantal meegemaakt en ik herken de patronen, gaande van: “we hebben er uitgehaald wat er kon en we moeten dit als een stap in het proces zien” tot “ deze COP is de zoveelste FLOP geworden”. Ook rond hernieuwbare energie vind je de meest uiteenlopende boodschappen over dezelfde feiten, van “we zijn een flinke groei aan het realiseren” tot “het staat nog maar in de kinderschoenen” (en dus houden we het bij wat we kennen). De doorsnee burger moet er zelf maar wijs uit geraken…

Ik hoop vooral dat mijn kleinzoon binnen afzienbare tijd hartelijk zal lachen met zijn eigen uitspraak en dat zijn referentiekader ondertussen doodnormaal en gelukkig dat van 100 % hernieuwbare energie geworden is.

Bart Bode