Ode
Steengroeve

Steengroeve

03 mei 2023

Ik heb nog niet zo vaak verteld over die eerste twee zomers in Frankrijk. Dat was niet in de Bourgogne, maar wat hogerop in de Marne, in een klein dorp genaamd Corbeil (mandje). Ik was elf en de kennis van de Franse taal was beperkt tot wat ik op school had geleerd, maar neef Leon kon mij indien nodig depanneren, want zijn Vlaams was nog goed. Als één van de oudste telgen van de familie die was geëmigreerd, had hij zijn legerdienst nog in België vervuld en kwam hij zijn vrije dagen doorbrengen bij mijn grootouders.

Ik herinner me nog goed de geuren van die dagen. Bij ontvangst kregen mijn ouders een Pernod aangeboden en wanneer ik een pastis ruik, komt me nu nog steeds dat salon voor de ogen, met het glazen kastje en de deftige zetels. Het toilet rook naar de aanpalende garage, waar de paarsblauwe Renault 16 stond, die enkel voor de langere ritten en vooral op zondag werd gebruikt. Tante Fernande was namelijk quasi kwezelig kerks en dus reden we op de dag des Heren naar de dienst.

De zondag was ook de geur van de zelfgekweekte kip die, terwijl we naar de kerk waren, heerlijk geroosterd werd in een minuscuul Moulinex oventje en knapperig klaar was toen we terugkwamen.

Het aantal taakjes dat ik kreeg, was beperkt: de vele geraniums op tijd en stond water geven, de eieren van de kippen rapen en af en toe eens helpen met bonen verlezen. Voor de rest mocht ik zalig rondzwerven, tijdens de oogst op de tractor of de maaidorser klauteren of bij de hond gaan liggen. Soms mocht ik zelf eens (op die leeftijd!) met de auto op het veld rijden. Het heeft lang geduurd  vooraleer ik snapte dat ze met “Ketril” de Renault 4L bedoelden, die als werkauto diende.

Het liefst reed ik met een blauwgroen fietsje ritjes rond het Mandje. Eén van de witte grindwegen leidde naar een in onbruik geraakte kalksteengroeve. Daar beneden, aan de ingang van de steengroeve – au début de la carrière – stond ik naast dat fietsje vaak te dagdromen over de toekomst. Ik zou leerkracht worden, net als mijn vader. Ik kon toen onmogelijk bevroeden dat die loopbaan van korte duur zou zijn en dat ik na enkele jaren in het onderwijs zou overschakelen naar een job in de ontwikkelingssamenwerking. Dat ik acht jaar mijn provincie bij nacht, ontij en dikke mist tot in de kleinste uithoek zou afrijden om solidariteit te bepleiten. Dat ik na die leerrijke jaren naar een kantoor in Brussel zou verhuizen om internationale conferenties op te volgen en zoveel van de wereld zou zien. En ondertussen – dieper in Frankrijk  - mijn lief en latere vrouw zou ontmoeten, drie prachtige kinderen krijgen en heel recent ligt al een vierde kleinkind in de wieg…

In 1989 werd ik gegrepen door de campagne “Red het Regenwoud” en sindsdien heeft de klimaatkwestie mij nooit meer losgelaten. Herverdeling kan niet zonder structurele verandering en beleidsbeslissingen. De belangenbehartiging in de internationale instituten was dan ook bijzonder boeiend, ook al was het geduldig wachten op concrete resultaten. Duurzame ontwikkeling moest ook bij ons, vond ik. Daarom kwam de nieuwe uitdaging begin 2009 bij ODE mooi op tijd.

Ik mag – à la fin de la carrière – terugblikken op zovele ontmoetingen met mooie mensen. Ik ben bijzonder dankbaar voor al diegenen die – gezien en ongezien, in de kijker of stilweg achter een bureau of plantafel – ervoor zorgen dat de zonneparken, warmtenetten of die mooie rijzige windturbines werkelijkheid worden. Na jaren geduld met de tergend trage beleidsbeslissingen een vergunning bekomen om te bouwen aan concrete oplossingen voor de klimaatzaak. Ik ben zo dankbaar dat ik dat heb mogen meemaken en mee maken. En dat ik daar nu op een andere manier en op eigen tempo mag aan verder werken, naast nog zovele andere dingen die ik nog wil doen.

Kome wat komt. Het gaat u allen bijzonder goed!

Bart Bode