Ode
RON

RON

30 juni 2020

Gezien het tikken van de tijd was het onvermijdbaar geworden: ik heb sinds kort een nieuwe voordeur. Dat is een volks eufemisme voor het feit dat het voorste getal van de leeftijd is gewijzigd. Op zich is dat niet erg, alleen ben ik nu in een categorie gekomen waarvoor blijkbaar speciale maatregelen worden voorzien. Ik heb het niet over Covid-19, maar over de vaststelling dat we nu ongevraagd een bijtitel krijgen, met name plusser. Ook dat is geen ramp, alleen hangt daar zo’n geurtje van hulpbehoevendheid rond.

Wel, alvast op één terrein ben ik inderdaad hulpbehoevend. We staan nog steeds voor de enorme uitdaging om de klimaat- en energiedoelstellingen te verwezenlijken en ik zal dit, net zoals de rest van onze samenleving, niet alleen kunnen. Daarbij is alle hulp van harte welkom.

Voor de rest valt dat nieuwe plusser statuut wel mee. Het is grotendeels een kwestie van verschuiven: op het ene terrein van meer naar minder en op het andere terrein van minder naar meer. Zodra het weer het toelaat, neem ik na de werkuren en het avondmaal (“gij zult ’s avonds wat vroeger en wat lichter eten”) de fiets ter hand “(gij zult, zeker met zo’n bureaujob, wat meer beweging voorzien”) voor een tochtje in de natuur.

Gezien alle lussen van thuis uit reeds gekend en meerdere keren afgemalen zijn, laat ik de startrichting meestal bepalen door de wind – ja, zelfs na het werk speelt die nog een dominante rol. Daarbij vertrek meestal ik tegen de wind in, zodat ik op de terugtocht de wind in de rug heb (“gij zult met dat bewegen ook niet overdrijven om geen andere problemen te veroorzaken”).

Op de eerste zomeravond vertrok ik aldus noordoostwaarts en dacht: waarom niet eens tot aan het dorp mijner jeugdvakanties fietsen? Dat was binnen de reeds vernoemde aanbevelingen net haalbaar en ik kon meteen beroep doen op mijn recht op nostalgie (RON), één van de weinige immateriële zaken waar de hierboven geciteerde verschuiving van minder naar meer ook geldt.

Bij het keerpunt – een bord met toeristische informatie bij een historische hoeve – besefte ik plots dat ik die jeugdvakanties toentertijd heb doorgebracht in de Molenstraat, genoemd naar de Oostmolen die er ooit stond. Zozo, dacht ik, de liefde voor windmolens is al zo oud als mijn eerste voordeur…

Ondertussen heeft de Molenstraat – sinds de fusie met de stad – een andere naam gekregen en zijn de meeste boerderijen veranderd in landhuizen of tweede verblijven. Dat is allemaal niet erg. Recht op nostalgie betekent immers niet dat er niets mag veranderen. Het landschap mijner jeugd, dat eertijds de wijde wereld leek, is ondertussen ten westen en ten noorden mooi versierd met windturbines. En in het oosten ontwaar ik tussen de bomen de eerste nieuwe turbines van de achterhaven. Gelukkig, dacht ik, ondanks de naamsverandering doet de Molenstraat zijn naam weer alle eer aan. En RON zag dat het goed was.

RON mag bij alle plussers een plaats krijgen, maar wel gericht op de toekomst. Mijn oma zaliger, die recht van spreken had, gezien ze twee wereldoorlogen en tien gebaarde kinderen op de teller staan had, zei vaak: “spreek me niet van die goeie oude tijd, nu is het veel beter”.

Ik laat RON voor de vrije tijd en de fietstochten – gezien de zomervakantie in aantocht is, zal hij volop aan zijn trekken komen – en neem me voor om de batterijen goed op te laden, zodat we straks de nu-tijd verder beter kunnen maken, onder meer door het bijkomend plaatsen van windturbines. Ook dat valt, wat mij betreft, onder het nieuwe plusser statuut bij de acties van minder naar meer. En ik hoop voor u hetzelfde.

Bart Bode